27 februari 2016 een programma met films van Henri Storck rond kunstenaars
4 voorstellingen - deel 3
Met een exclusief programma besteden we aandacht aan dit rijke erfgoed en slaan de Stichting Henri Storck, BILDNIS_forum voor kunst en de Kunstacademie aan Zee de handen in elkaar met een selectie filmvoorstellingen. Vier zaterdagochtenden krijgen we een unieke blik op de bewegende kunst van Henri Storck in het intieme kader van de Klas in CultuurCentrum De Grote Post.
De films zijn opgesteld in vier reeksen rond een specifiek thema (Oostende - sociale betrokkenheid - kunstenaars - Ensor en de film), waarbij tijd is voorzien voor duiding en ontmoeting. Voor wie de films al vaak gezien heeft: een mooie herinnering; voor wie deze films een eerste kennismaking worden: een ware ontdekking!
Over kunstenaars
“Het gaat hier om het werk van een surrealistisch schilder en de surrealistische schilderkunst vertoont, van een bepaalde kant gezien, sterke gelijkenissen met de filmkunst. Storck en Micha stonden voor een bizarre wereld, een droomwereld, een wereld met een zeer heldere vormschoonheid, die zich uitstekend voor hun experiment leende. Een wereld waarin de naakte vrouwen, in het perspectief van antieke bouwwerken, langs heren met lorgnet en bolhoed wandelen. Een wereld met een koele erotiek, waar de dichter Paul Eluard in enkele woorden de vreemde schoonheid van toelicht.”
Jean Vidal, Le cinéma au service de la peinture ou la contemplation dirigée, Arts, Parijs, 2 juli 1948
over Henri Storck
Oostende was een modieuze badstad toen Henri Storck in 1907 werd geboren en dankzij de contacten die de familie had met kunstenaars, leerde Storck reeds op jonge leeftijd James Ensor, Léon Spilliaert en Constant Permeke kennen. In de jaren twintig bezocht hij regelmatig hun ateliers en keek hij toe hoe ze schilderden. Ze praatten uren over schilders en schilderkunst en stimuleerden hem om lms te maken. Ook de surrealistische schilder Félix Labisse voegde zich regelmatig in dit pittoresk gezelschap. Met een Kinamo camera draait hij poëtische en surrealistische kortfilms die uitgegroeid zijn tot klassiekers en wordt hij de “officiële cinegrafist” van de stad Oostende. Gaandeweg wordt hij de belangrijkste documentairemaker van België, wat hem ook internationale bekendheid oplevert en hij richt in 1928 een filmclub op in zijn geboortestad.
In de jaren dertig nam zijn carrière een politieke wending en verwierf hij wereldfaam met de film Borinage die hij in 1933 samen met Joris Ivens maakte. Het werd een film die een ware mythe geworden is en waarin hij optreedt als “verontwaardigd maar scherpzinnige getuige” van de levensomstandigheden van de arbeiders. Tegelijk komt hij aan de kost door talrijke films in opdracht te maken en door films te produceren zoals de Vrijheren van het woud van Sielmann en Brandt (1958) en Jeudi on chantera comme dimanche van Luc de Heusch (1966). Hij laat ook belangrijke antropologische films na: Boerensymfonie (1942-44) en Feesten in België (1969-72) en wordt een referentie inzake kunstfilms, vooral met de films die hij wijdt aan Delvaux, Labisse en Rubens. Zijn eerste fictiefilm wordt een langspeelfilm: Het Banket van de smokkelaars (1951), naar een scenario van Charles Spaak.